('heffən)
I. (hief, hieven; heeft geheven)
1. in de hoogte lichten : een zak op zijn schouder
2. omhoog doen gaan : zijn ogen ten hemel -. → arm.
3. invorderen : belastingen -.
II. Heffen gemeente in de provincie Antwerpen 695 ha, 1428 inw. Landbouw.