('hant) m. (...grepen)
I. Eig.
1. Algm. het grijpen met de hand : één duimbreeds afstand nog ! één !
2. Inz. aangrijping naar de regelen der kunst: de ...grepen van het geweer kennen.
II. Metn.
1. ook vaardigheid, slag (in 't grijpen): 't is maar een -!
2. zoveel als de hand in één keer grijpt. Syn. handvol.
3. ook v. wat geschikt is om met de hand te worden aangegrepen : een kruk, een knop, een handvat zijn ...grepen.
III. Metf. behendige kunstgreep: ...grepen van goochelaars.