('hakkələn) (hakkelde, heeft gehakkeld)
I. [Frekw. hakken] insnijden, inkepen : een gehakkelde rand.
II. [Frekw. hikken] niet vloeiend spreken omdat men te snel spreekt of omdat de woorden niet gauw genoeg komen : wat sta je daar weer te -? zich -d verontschuldigen. Syn. stamelen, stameren, stotteren.