Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

rand

betekenis & definitie

(rant) m. (-en; -je) buitenste gedeelte nl.

1. buitenste omtrek: de van een ➝ hoed, een ➝ kous, een stuk papier; een omgeslagen aan een ➝ broek; een behang met brede -; de van de ➝ oorschelp; een ➝ Griekse als versieringsmotief; een om het altaar te versieren.

Syn. ➝ boord.

2. uiterste grens, zoom: aan de van het woud. Gez. aan de van het graf, van het verderf, de dood, het verderf nabij; aan de van de afgrond, ook Fig. in dreigend gevaar van diepe ellende, van verderf; langs het -je af, maar net even.