Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

gros (divers)

betekenis & definitie

o. (-sen) [Mlat. grossus, groot]

I. Eig.
1. Alom. grote hoop, meerderheid, grootste deel: het van het publiek; zich boven het pogen te onderscheiden; het van een leger; het der studenten.
2. Inz. 12 dozijn of 144 stuks: een pennen.

II. Metn. lijst van een aantal kandidaten, waaruit een twaalf-, zes- of drietal wordt opgemaakt: een maken; op het voorkomen.

< >