o. (-en ; -tje) [Fr. graine < Lat. granum, korrel]
I. Eig. graankorrel, zaadje : -tje bij -tje maakt allengs een grote hoop.
II. Metf.
1. medicinaal gewichtje 1/20 skrupel of 0,065 g : 3 kinine.
2. beetje : een -tje zout; geen gezond verstand.
3. Veroud. korrelachtige eitjes van de zijderusp.
III. Metn. [van II 3]
1. Eert. halfzijden weefsel.
2. Tgw. weefsel van kemels- of geitehaar en wol: een rok van -.