bn. enbw. (-er, -st)
1. God (de goden) dienend: een mens.
Syn. godvrezend, godvruchtig, godzalig, vroom. Tgst. goddeloos.
2. in zaken van godsdienst: een tegenstander.
3. van, betreffende de godsdienst: op gebied; -e begrippen, meningen; onderwijs; -e plechtigheden.
4. blijk gevend van godsvrucht, vroomheid: -e gepeinzen, overwegingen.
5. stichtelijk, vroom: een-boek; -e lektuur.