Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

gewicht

betekenis & definitie

(gәwicht) o. (-en; -je) [wegen]

I. Eig. zwaarte: dat boek heeft een van 3 kg; het bedraagt, is 3 kg; een bokser, zwaar -; iets bij of naar het verkopen; licht, zwaar op ’t zijn, er gaat weinig, veel daarvan in een bepaald gewicht, in een pond b. v.; dat handschrift is zijn in goud waard, het is uiterst kostbaar. →: maat, soortelijk gewicht.

II. Metn.

1. Algm. iets dat zwaarte heeft, zware massa; de plank boog door onder het -; daar is aan. dat is zwaar. →: wil.
2. Inz.
a. meestal metalen voorwerp van bepaalde zwaarte, waarvan men zich bedient om te wegen: leg gelijke -en aan weerszijden in de balans; dat legt in de schaal, is van betekenis; zijn in de schaal leggen, zijn invloed doen gelden.
b. zwaar voorwerp dat dient om andere lichamen in beweging te brengen: de koperen -en van een klok.

III. Metf.

1. [van I] gewichtigheid, belangrijkheid, betekenis: een gebeurtenis van -; dat is van het grootste een man van hechten aan iemands woorden; iets bijzetten. →: air
2. [van II 1] zware last die op het gemoed drukt: bezwijken, bukken, gebogen gaan onder het van iets; het van de droefheid, van de jaren, van de smart, van een beschuldiging, van een misdaad.