(gә'voello:s) bn. en bw. (...lozer, -t en meest -)
1. zonder gevoel: een ...loze steen.
2. bewusteloos: een lijk; maken. Tgst. gevoelig.
3. onaandoenlijk van gemoed: een ...loze kerel; voor hogere aandoeningen.
4. hardvochtig: met iemand spotten.