(gə’schikt) bn. en bw. (-er. -st en meest -)
1. passend, aanleg hebbend : voor de dienst.
2. passend voor de omgang in de maatschappij, aangenaam, aardig in de omgang: een man.
3. gepast, dienstig: het is nu de -e tijd; niet voor mijn doel. Syn. bruikbaar.