Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

wereld

betekenis & definitie

('we:rəlt) v. (-en; -je) [we(e)r, man, mens + eld, ouderdom, geslacht]

I. Eig. geheel der mensen die op de aarde leven : de hele weet het. Gez. de boze -, de lastertongen; de geleerde -, de geleerden; de grote -, de hogere kringen; de gaat op schaatsen, springt op krukken, het gaat in de wereld vreemd toe; een eigenaardige -, kring, omgeving; iemand, een man van de -, met beschaafde manieren; zijn verstaan, beschaafde manieren hebben.

II. Metn.

1. a. aarde: in, op de -; alleen op de -; ter -; een reis om de in 80 dagen; de delen der -; de is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel. Gez. dat, die zaak is uit de -, is uitgemaakt of vergeten; de een vliegt door de -, de ander kruipt erdoor, de een heeft voorspoed, de ander tegenspoed; de nieuwe -, Amerika; de oude -, Europa, Azië en Afrika; (der) -goed is eb en vloed, alles is onbestendig; de verkeerde -, het omgekeerde van wat moest zijn; de draait, staat tegen zijn dank, hij is altijd ontevreden; de vaarwelzeggen, een teruggetrokken leven gaan leiden of in een klooster treden of sterven; de verlaten, in een klooster treden of sterven; de wijde ingaan, naar vreemde landen trekken om zijn geluk te zoeken; door de gaan of in de vooruitkomen, zijn weg maken ; eerst in de kijken, nog piepjong zijn of nog onbevoegd zijn; het ver brengen in de -, ver komen of veel fortuin maken; hoe is het in de mogelijk! hoe kan het toch zijn ! iemand in de schoppen, hem het aanschijn, het leven geven; iemand naar de andere helpen, sturen, zenden, hem van kant maken, doden ; iets de insturen, het publiceren; in de komen, onder de mensen komen; men moet zich krommen, wil men door de kommen, men moet zich weten te schikken om door de wereld te komen; naar de andere verhuizen, sterven; niets ter bezitten, doodarm zijn; om, voor alles of niets ter -, om wat voor rijkdom ook; op de schijten, ermee lachen ; ter brengen, baren; ter komen, geboren worden; uit de scheiden, sterven; wat ter moet ik doen? wat zal ik dan toch aanvangen ? zich uit de terugtrekken, eenzaam gaan leven of in een klooster treden. →: duim, einde, gelijk, God, leven, wonder. Syn. aardbodem. b. [verdere Metn.] genoegens, goederen der wereld : de - en het vlees; der afgestorven.
2. Uitbr. a. deel van het heelal: de hemel met zijn talloze -en. b. heelal: God schiep de in zes dagen; het tijdstip van de schepping der is onbekend.