v. (-n)
I. Eig.
1. Algm. het geboren worden: van zijn af; vóór of na Kristus’ of ’s Heren -; aangifte van -.
2. Inz. geboorte in betrekking tot de ouders: een Hollander van -.
Syn. ➝ afkomst.
II. Metn.
1. Algm. stand, rang: van adellijke, hoge, geringe, lage -.
2. Inz. aanzienlijke stand: iemand van -.
III. Metf. begin, wording, voorbereiding: een opstand in zijn smoren; de zaak is nog in de -.
Geboorten (1950) per 1000 inw.
1. Guatemala 48,7
Salvador 48,7
3. Costa Rica 46,5
4. Mexico 45,7
Singapore 45,7
6. Venezuela 43,1
7. Egypte 42,6
8. Maleise Fed. 42,0
9. Nicaragua 41,4
10. Honduras 41,3
11. Ceylon 40,3
Vgl. Veren. St. 23,4 Nederl. 22,7 Frankr. 20,4 België 16,5 Gr.-Brit. 16,1 Duitsl. 16,0 Enc. Van de geboorte van een kind moet aangifte gedaan worden bij de burgerlijke stand, door de vader, of bij ontstentenis, door een persoon die bij de bevalling tegenwoordig was. Die aangifte moet geschieden binnen de drie dagen na de bevalling.