(ga're:l) o. (...relen) [Mlat. garellum]
1. Eig. lederen halsjuk van een trekdier : het van een → paardetuig; een dier in ’t slaan; iemand in ’t slaan, hem in slaafse afhankelijkheid aan zich onderwerpen.
2. Metn. aan ‘t gareel vastzittende trektouwen : het paard heeft het stukgetrokken.
Gez. iemand in ’t spannen, hem aan ’t werk zetten of hem wegens gebrek aan zelfstandigheid blindelings leiden; in hetzelfde lopen, nauw aan elkander verbonden zijn of altijd samen zijn; in iemands draven, lopen, zich door hem blindelings laten leiden.