('fransə) v. Romaanse taal door 50 miljoen mensen gesproken in Frankrijk, West-Zwitserland, de zuidelijke helft van België, Canada (Québec en omstreken) en in de Franse overzeese gebiedsdelen.
Enc. De Franse taal ontwikkelde zich uit het Volkslatijn, het dialekt der Romeinse soldaten en kolonisten, wellicht onder de invloed van het Keltisch, dat verdrongen werd, en van het Frankisch, waartegen zij zich staande hield. Ze wordt verdeeld in langue d’oc [oc = ja] of Provençaals in het zuiden, en de langue d’oïl [oïl = ja] in het noorden. Uit het dialekt hiervan, het Parijs Frans, dat vanaf de XIVde eeuw, om staatkundige redenen, de overhand kreeg, ontstond de tegenwoordige taal. Het oudste overblijfsel der langue d’oil, de Straatsburger Eed, begint aldus : Pro Deo amur et pro christian poblo... in hedendaags Frans : Pour (V)amour (de) Dieu et pour (le) chrétien peuple... Tot in de XIXde eeuw was het Frans de enige diplomatieke taal.