o. [Gr. phlegma, slijm, aan de invloed waarvan, vroeger de te noemen gemoedsgesteldheid werd toegeschreven] trage kalmte, blijkbaar ongevoelige gelijkmoedigheid: hij luisterde naar het verhaal van de ramp met het grootste -.
Syn. koudheid, onverschilligheid. Tgst. ➝ aandoening.