Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

noemen

betekenis & definitie

('noemən) (noemde, heeft genoemd) [naam]

1.door een naam aanduiden : het kind werd Jan genoemd; Piet is naar zijn grootvader genoemd; ze — hem de baron; een graftombe. die prachtig werd genoemd; hoe moet ik dat -? het familiestuk, zoals men dat noemde; vrienden van wat men de „jongeren” noemt; noem me toch niet altiéj zo deftig „juffrouw”; „zeergeleerde heer”, want zo mag ik u thans -; ze laat zich „mevrouw” -; zich een volgeling van Kant -. Gez. iemand een dief -, zeggen dat hij een dief is; ik ken geen groter eer, dan mij te mogen -, uw ootmoedige dienaar N., in ondertekeningen van brieven; niet teellende, onnoembare, zeer grote ellende.→ Griet, kat, kind, koe, Lijzebet, man. Mie, naam. Syn. heten.
2. met het uitspreken van een naam vermelden : de examinator vroeg rivieren in Afrika te -; men heeft hem ook in die zaak genoemd; hij heeft zijn naam niet genoemd; niemand genoemd, niemand geblameerd; om maar iets te -.

< >