Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

fakkel

betekenis & definitie

('fakkəl) v. (-s; -tje) [Lat. facula]

I. Eig.
1. in een licht brandbare stof gedrenkt stuk hout, dat tot verlichting gebruikt wordt : een in pek steken; de geldt als symbool van brandstichting, van krijg en twist; de van de tweedracht; een in de zon, een licht dat verbleekt. Syn. flambouw, toorts.
2. Uitbr. verlichtingsmiddel in dezelfde vorm : een optocht met -s; gas-.

II. Metf.

1. iets wat licht verspreidt: de zon is de van de dag, de maan, die van de nacht.
2. persoon, zaak die geestelijk licht, wetenschap verspreidt : de universiteit moet een wezen voor het eigen volk.
3. Barg. (brand-, bedel)brief.

< >