Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hout

betekenis & definitie

o. (-en; -je).I. Eig. voornaamste, harder bestanddeel van bomen en heesters : dood, dor, droog, fijn, groen, hard, jong, kwastig -; een lading, vlot, voer, vracht -; de landen die het meeste uitvoeren zién Rusland, de Verenigde Staten, Zweden,Finland, Canada,Noorwegen.Gez. alle is geen timmerhout, alle voorwerpen of personen zijn niet even bruikbaar; dat snijdt (geen) -, dat helpt (niet) of is (g)een argument; het gaat er van dik zaagt men planken, breed, rijk alsof het geen geld kost; naar het bos dragen, nutteloos werk doen; van dik zaagt men planken, wie het breed heeft, doet het ook rijkelijk of gezegd wanneer men iemand een pak slaag geeft; van alle pijlen weten te maken, uit alles voordeel weten te trekken; waar (-) gehakt wordt, vallen spaanders, waar gevochten wordt, vallen aan weerszijden doden of het een is het onvermijdelijke gevolg van het ander. → boom. -.II.

Metn.1. a. Algm. stuk hout of houten voorwerp : iemand met een slaan; gooi nog een paar -en op het vuur; -jes kappen; zo mager als een -.Gez. hij is(een stuk) -, heeft geen gevoel ; op een -je bijten, niets of weinig te eten hebben; van →t -je [houten kruisbeeld], katoliek.b. Inz.a. kerfstok : iets op het -je zetten; op zijn eigen -je iets doen, op eigen verantwoording, graag. b. Muz. gezamenlijke houten instrumenten in een orkest : het was goed bezet. Tgst. koper. c. 1) kegel in het kegelspel ; hij schoot zes -en. 2) punt gemaakt in het kegelspel : zeven -en; even -en gooien.
2. houtgewas : er staat veel hoog -; fruit op het verkopen, op de boom; opgaand -, kreupelhout.
3. Veroud. bos : ’t is fris in ft -. Syn. → bos.Ene. Ongeveer een vierde van de aardoppervlakte is bedekt met wouden die hout leveren. Duizenden jaren was dit de enige brandstof, het voornaamste bouwmateriaal en de grondstof voor ontelbaar vele gereedschappen. Sinds een tiental eeuwen wordt. naast hout, ook steenkool als brandstof gebruikt. Sedert nauwelijks een eeuw wordt teer uit hout verkregen, uit deze teer, het bederf werende kreosoot en hieruit worden verschillende desinfektiemiddelen bereid. Uit hout trekt men verder houtazijn, houtspiritus en houtsuiker. Houtslijp is de grondstof voor celstof of cellulose die voor papierfabrikage en voor het bereiden van springstoffen als nitrocellulose dient. Door een vermenging van dit laatste met kamfer ontstaat celluloid. Celluloid verandert men in een kunstzijde, viscosezijde, en hieruit verkrijgt men celwol. Houtgas is, tijdens de Tweede Wereldoorlog, algemeen in gebruik gekomen voor het drijven van auto’s. In plaats van houten onderdelen van gebouwen en houten meubels zijn metalen ramen en meubels gekomen. Voor het vervaardigen van huishoudelijke en andere gereedschappen gebruikt men thans ook wel bakeliet en plastiek.