(evolu'e:rәn) (evolueerde, heeft geëvolueerd) [Fr. < Lat. evolvere, uitwentelen]
I. Eig.
1. Algm. een draaiende beweging maken.
2. Inz.
a. Mil. zwenken bij het maneuvreren.
b. zwenkingen maken bij vlootoefeningen.
II. Metf. zich geleidelijk ontwikkelen.