v. kunst in Engeland sinds de vorming van het Engelse volk (XIIde eeuw).
1. Bouwkunst. De door Willem de Veroveraar uit Normandië ingevoerde Romaanse kunst, is o. a. vertegenwoordigd door de katedraal te Gloucester en de abdijkerk te Peterborough. De eerste gotische kerken dagtekenen uit de XIIIde eeuw. Zij kenmerken zich eerder door lengtedan hoogteontwikkeling. Geboomte en waterspiegeling vormen vaak hun stille dichterlijke omgeving. De voornaamste zijn de katedralen van Lincoln, Salisbury, Canterbury, Durham, York, Lichfield, de St.-George-kapel te Windsor, de kapel in King’s College te Cambridge (beide in tudorstijl) en de Westminster-abdij te Londen. Eerst met de Stuarts (XVIIde eeuw) ontstonden gebouwen geheel in renaissancestijl o. a. de Whitehall te Londen door Jones en de St.-Pauluskerk aldaar door Wren. Op de renaissance volgde dadelijk het klassicisme (XVIIIde eeuw) met o. a. het Brits Museum, waarna de gotiek weer opbloeide o. a. in het Parlementsgebouw te Londen door Barry (XIXde eeuw). Thans bouwt men in de zoogenaamde moderne stijl grote beursgebouwen, handelshuizen enz.
2. Beeldhouwkunst. Van de gotische werken bezitten vooral graftomben (o. a. in de Westminster-abdij door Torel, en te Chichester) kunstwaarde. Tot tegen het einde der XVIIIde eeuw vervaardigen vooral Nederlandse en Italiaanse beeldhouwers kunstwerken in Engeland. Met Flaxman komt de eigen kunst weer op. Buiten Westmacott zijn in de eerste helft der XIXde eeuw geen beeldhouwers van betekenis te noemen. In de 2de helft der eeuw kwam er nieuw leven met Thornycroft, Stevens, Swan, Watts.
3. Schilderkunst. Door het puritanisme van de kunst afgehouden, kende Engeland lange tijd alleen buitenlandse meesters als Holbein, van Dijck en Rubens. In de eerste helft der XVIIIde eeuw trad de eigenaardige Hogarth op; in het midden dezer eeuw bloeiden onder de invloed van Rubens, van Dijck, Titiaan en Murillo, de grote portretschilders Reynolds, Romney, Raeburn, Lawrence en Gainsborough die ook, in navolging van Ruysdael, landschappen schilderde. Uit de eerste helft der XIXde eeuw zijn te noemen: Turner, Constable, Callcott, Leslie, Mulready, Wilkie, Landseer.
Omstreeks 1850 stichtten Hunt, Rossetti en Millais de school der Preraffaëlieten (o. a. ook Dyce), die de kunstcriticus Ruskin o. a. tegen de Amerikaanse impressionist Whistler (Londen) verdedigde. Rossetti had als leerling Burne Jones. Watts en Crane werkten in dezelfde richting. Leighton vertegenwoordigt het klassicisme. In de laatste jaren schilderde de Hollander Alma Tadema taferelen uit de Oudheid, Orchardson, Herkomer, Ouless en Lavery portretten.