(eigən'a:rdəch) (-er, -st)
I. bn. en bw.
1. een eigen karakter dragend : een geval, gezicht; een -e manier van spreken. Tgst. gewoon.
2. passend : een geschenk.
3. opvallend, zonderling : een -e opvatting ; dat vind ik -.
II. bw. op een eigenaardige wijze: gekleed; zich uitdrukken.