('duiwən) (duwde, heeft geduwd)
1. door drukken voortbewegen : een kar iemand tegen de muur -; een -de menigte.
2. door duwen in een bepaalde toestand brengen : de deur open -.
3. stoten, maar minder krachtig en minder plotseling : duw zo niet. Syn. → dringen.