Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

moed

betekenis & definitie

(moet) m.

1. Algm. Veroud. gemoed, geheel van aandoeningen, stemmingen, neigingen in het binnenste van de mens, alleen nog in uitdr. : te -e zijn, worden; akelig, angstig, bang, blij te -e; dee-, hoogmoed; in arren -e, in toorn, gramschap; in koelen -e, koelbloedig.
2. Inz.
a. Veroud. verbolgenheid, drift, alleen nog in uitdr. : zijn koelen, uitstorten,
b. kloekmoedigheid, onverschrokkenheid : een krijgsman zo vol-; in de gevaren; uit gebrek aan zedelijke schrok hij voor de gevolgen terug.
c. vertrouwen, hoop op goede uitslag : goede -, riep hij hem toe; met nieuwe, verse -; hij had de niet het experiment te herhalen, zij heeft er weinig op; scheppen, vatten; hebben, houden, krijgen; de opgeven, verliezen, verloren geven; de laten vallen, zakken, zinken; iemand de benemen; de daalt, zakt, zinkt hem in de schoenen, hij verliest de moed; iemand geven, inboezemen, inspreken. Syn. → aanmoedigen.

< >