Wat is de betekenis van durven?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

durven

durven - Werkwoord 1. (inerg) ~ te de moed hebben iets te doen Hij dorst zich daar niet meer te laten zien. 2. (ov) moed tonen Daarbij werd niet gedurfd deze vraag goed te beantwoorden. Woordherkomst Synoniemen bestaan, g...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

durven

durven - regelmatig werkwoord uitspraak: dur-ven 1. je niet door angst of onzekerheid laten tegenhouden ♢ Hij is niet bang, hij durft wel op de ladder. Regelmatig werkwoord: dur-ven ik durf ...

2024-04-19
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

durven

(zonder ‘te’) Mannen durven niet over hun problemen praten.

2024-04-19
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Durven

Durven, Diederik van, Nederlands koloniaal bewindsman, *1676 Delft, +1740 Delft. Advocaat Van Durven ging in 1706 voor de voc naar Nederlands-Oost-Indië; van 1729-1732 was hij → gouverneur-generaal. In 1732 werd hij tegelijk met directeur-generaal Hasselaar en twee leden van de → Raad van Indië wegens misbruiken tijdens zijn bewind ontslagen.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Durven

v., doar(r)e, doarst (doarde), doarst (doaren); hij durft, hy doar.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Durven

(dorst, durfde, heeft gedurfd), 1. zich verstouten, de moed hebben, wagen: niemand durfde hem tegenspreken; ik heb het niet durven doen (de onb. wijs voor het verleden deelw., gelijk bij meer modale hulpwerkw.: kunnen, mogen, moeten, laten); — ik durf niet, ik heb er de moed niet toe; — thans vaak met te:...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

durven

durfde, dorst, h. gedurfd (zich verstouten; de moed hebben): wie zou het durven? hij durft; ik zou dat niet (graag) durven beweren.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

durven

('durvən) (dorst en durfde, heeft gedurfd) 1. de moed hebben iets te doen : zij had graag meer willen vragen, maar dorst niet; als je het durft te ondernemen. Syn. onderstaan, onderwinden (zich), vermeten (zich), verstouten (zich), wagen. 2. voor zijn verantwoording nemen : ik durf het beweren, te zeggen.