Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

driehoek

betekenis & definitie

m. (-en)

I. Eig.
1. vlak ingesloten door drie lijnen: rechthoekige, scherphoekig bolvormige, kongruente -en; ➝ ongelijkbenige, ➝ ongelijkzijdige -.
2. driehoekvormig tekeninstrument.

II. Metn. stevig verbond van drie staten: de Berlijn-Rome-Tokio in de Tweede Wereldoorlog.

III. Metf. Driehoek, driehoekvormig sterrenbeeld.

< >