I. m. (-je)
1. Eig. het draven inz. van een paard : in -; in gestrekte, lustige, snelle -.
2. Metf. snelle gang van personen : op een (-je) aankomen; het op een zetten; een -je, een hardloper van luie Kees, het tegendeel van een drafje, van een hardloper.
II. m.
1. Eig. W. g. onzuiver bezinksel uit een vloeistof.
2. Metf. wat zedelijk onrein is of besmeurt: de aardse -; de der wereld.