Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

domino

betekenis & definitie

('do:mino) (-B) [wsch. < Lat. gebedsformule als Benedicamus domino]

I. m. Eig. zwart kleed nl.
1. Veroud. zwarte priestermantel.
2. Tgw. vermommingskleed op bals, met vastenavond enz. gedragen.

II. m. en v. Metn, persoon aldus vermomd. III. o. Metf.

1. overeenkomst met I wegens de zwarte onderzijde der stenen] spel met 28 stenen, die op één zijde, met ogen van nul tot 12 zijn gemerkt: een spelletje ! zijn, al zijn stenen afgezet hebben.
2. plat kontaktblokje in de vorm van een dominosteen om verschillende elektrische draden met elkaar te verbinden.

< >