Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

dialekt

betekenis & definitie

(dia'lekt) o. (-en) [Fr. < Gr. dialegesthai, spreken]

1. taal door een geografisch onderdeel van een volk gesproken en van het algemeen beschaafd afwijkend : plat Antwerps -. Syn. gewest-, gouw-, streekspraak, tongval.
2. Uitbr. taal beschouwd als onderdeel van een groep verwante talen : Frans, Italiaans, Portugees en Spaans zijn Romaanse -en.

< >