Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

David (Joden)

betekenis & definitie

koning der Joden 1012-972 v. K., door Samuël tot opvolger van Saul gezalfd, leefde aan diens hof als harpspeler en krijgsman, doodde de reus Goliath, huwde Saul’s dochter Michol en sloot vriendschap met Jonathan (vandaar David en Jonathan, twee onafscheidelijke vrienden) en moest voor Saul vluchten.

Na diens dood, werd hij eerst door de stam Juda, later door alle stammen erkend; veroverde Jeruzalem, dat hij tot hoofdstad en tot zetel van de Ark des Verbonds maakte; onderwierp door Joab geholpen, de omliggende volken; moest voor zijn zoon Absalon tijdelijk uit Jeruzalem vluchten. Door Bethsabee, vader van Salomon, Hij dichtte Psalmen. ➝ Nathan.

< >