Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

dans

betekenis & definitie

m. (-en; -je)

I. Eig, het dansen: de leiden; iemand ten vragen; met iemand een hebben; een -je doen; een uitvoeren; dodendans. Gez. aan de gaan, komen, raken [dodendans], aan een twist, strijd deelnemen of bij iets betrokken zijn, er aan vast zijn; de ontspringen [dodendans], aan het gevaar, aan de ondergang ontkomen.

II. Metn.

1. wijze van dansen: een vrolijke, meeslepende -.
2. muziekstuk: als begeleiding van een dans: een spelen.

Ene. Soorten van dansen zijn: blue, boston, charleston, fox-trott, galop, gavotte, mazurka, menuet, one-step, polka, quadrille, shimmy, tango, two-step, wals enz.