(dankte, heeft gedankt)
1. erkentelijkheid gevoelen die al of niet geuit wordt, dank betuigen: iemand voor iets -; gij hebt niets te -. Gez. na het eten, een dankgebed doen; dank je (lekker)! formule om iets af te slaan; dank je (wel), dank u, beleefdheidsformule om te danken; laten we God -, laten we blij toe zijn; neen, daar dank ik voor, daar heb ik geen zin in.
Syn. ➝ bedanken.
2. iets goeds verschuldigd zijn: iemand, iets -.
Syn. wijten.
3. Iron wijten; dat heb ik hem te -!