(brə'vi:r) o. (-en; -tje) [Lat. breviarium < brevis. kort ; wsch. met korte uittreksels uit de H. Schrift enz.]
I. Eig. katoliek getijdenboek : zijn vergeten hebben.
II. Metn.
1. die getijden zelf: bidden; het bestaat uit de metten, de lauden, vier kleine uren (priem, terts, sext, noon) de vespers en de kompleten.
2. [wsch. omdat de brevieren er mede gedrukt werden] kleine lettersoort, thans overeenkomende met 7 ½ punten van het stelsel Didot.