('branding) v. (–en)
1. Eig. schuimend opstuiven en overstorten der zeegolven : – ontstaat bij het breken der golven tegen het strand of op ondiepten; een schip in de –; de – staat op de kust, rolt aan; de – slecht, gaat liggen; van de – in de maalstroom geraken, komen, vervallen, ook Fig. van kwaad tot erger.
Syn. deining, golfgeklots, golfslag, golving, kabbeling.
2. Metf. verlegenheid : in de – geraken.