Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

boren

betekenis & definitie

(boorde, geboord)

I. (heeft)
1. door het ronddraaien van een boor of een ander puntig werktuig, een gat of hol maken: een gat in de muur, een put -; in lood -; kiezen om ze te plomberen. ➝ dolk, gat, grond.
2. trepaneren: de hersenpan -.
3. door lekschieten doen zinken: een schip in de grond -.
4. er een zekere hoeveelheid uitboren: de grond, boter -.
5. een stuk metaal tot cilinder vormige buizen uithollen: een kanon, geschut -.
6. het klokhuis er uit steken: appels -.
7. graven: een tunnel -; een mijn -.
8. draaiend er in of doorheen drijven, wringen: een ring door het oor -; iemand een degen door het lijf -. ➝ neus.

II. (heeft en is)

1. in of door iets heendringen: door een hindernis -; door het hart -; een blik die in het binnenste boort.
2. doorgronden: in een geheim -.
3. zich hoog in de lucht verheffen: torens die ten hemel -.

< >