Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

bord

betekenis & definitie

o. (-en; -je) [Mned. bort, plank]

I. Eig.
1. Algm. oorspr. houten plank of samenstel van planken.
2. Inz.
a. houten blad voor verschillende spelen: dam-, ganzen-, schaak-, verkeerbord. ➝ stuk.
b. plank of samenstel van planken, waarop iets geschreven of geschilderd staat: naam-, uithangbord; de -jes zijn verhangen, de toestanden zijn geheel veranderd; het zwarte -, schoolbord of bord voor de namen van leden van een sociëteit, die nalatig zijn in het betalen of studentensociëteit,
c. zwart blad bij het onderwijs gebruikt, om met krijt op te schrijven: een op een ezel; aan, voor het moeten komen; op het geschreven worden of staan, als vermaning wegens onbehoorlijk gedrag.

II. Metf. schaal om uit te eten: aarden, porseleinen, tinnen -en; platte, diepe -en; antieke -en als versiering aan de wand; eet-; -en wassen; zijn opeten, tot het laatste toe uit zijn bord opeten.

< >