('binnәn) ) (haalde binnen, heeft binnengehaald)
1. binnen een bepaalde ruimte halen, brengen: een voorbijganger (in huis) -; de oogst (in de schuur) -; een schip (in de haven) -. ➝ paard.
2. nuttigen: hij kan wat -!
3. in zijn bezit krijgen: hij heeft de overwinning binnengehaald.