(bə'zwa:rən) (bezwaarde, heeft bezwaard)
1. een last doen dragen : een arm van een balans met een gewicht –.
2. de werkzaamheid er van hinderen, drukken : de geest –.
3. de lichtheid er van verminderen : zinnen met aanhangsels bezwaard.
4. hypoteek nemen op : een huis –.
5. belasten : zijn geweten is met de misdaad bezwaard.