(be'schi:tən) (beschoot, beschoten; heeft beschoten)
1. [schieten met wapens] er op schieten : een vesting -.
2. [schieten, oprichten] met plankwerk bekleden : de wanden zijn met eikehout beschoten.
3. [schieten, opschieten, voortgaan] Veroud. opbrengen, voordeel opleveren.