Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Berlijn

betekenis & definitie

(ber'lijn), Dui. Berlin [∼ Ned. beer, waterkering] hoofdstad van Duitsland, 4347000 inw. (stad); 4550000 inw. met voorsteden (Groot-Berlijn).

Metaal- en textielnijverheid, chemikaliën, bierbrouwerijen. Vlieghaven : Tempelhof (in het Z.).1. Bezienswaardigheden. Koninklijk Paleis (XVIIIde eeuw), Brandenburger Poort (1793), Koninklijke Wacht (1818), Oud Museum (1828), Nieuw Museum (1855), Rijksdaggebouw (1894), Dom (1905), Laan Unter den Linden en park Tiergarten.
2. Geschiedenis.. Berlijn is in de XIIIde eeuw ontstaan uit twee plaatsjes Berlin en Köln [Wendisch Kollen, uit water oprijzende heuvel]. In 1442 werd het de residentie der Hohenzollern. Op het einde der XVIde eeuw vestigden er zich Nederlandse kunstenaars. Frederik Willem, de Grote Keurvorst (1630-1688), was de eerste die pogingen deed om de stad, die in 1640 slechts 6000 inw. telde, uit te breiden (door opneming o. a. van 15000 Franse Hugenoten) en te verfraaien. In 1701 hoofdstad van het nieuwe koninkrijk Pruisen; 1757 door de Oostenrijkers, 1760 door de Russen, 1806-1808 door de Fransen bezet; 1848 revolutie; 1871 hoofdstad van het Duitse Rijk ; 1884-1885 Kongo-konferentie. Willem I en Willem II verfraaiden de stad met gebouwen, die grotendeels in Nieuw-Renaissancestijl of naar Griekse of Romeinse modellen zijn opgetrokken. In de Tweede Wereldoorlog werd Berlijn door de Geallieerden hevig gebombardeerd en in 1945 namen de Russen de stad in, waar verschillende nationaalsocialisten (o. a. Hitler, Goebbels) zich om het leven brachten. Na die oorlog werd ze bestuurd door een Raad van de Geallieerden (Rusland, Ver. Staten, Engeland, Frankrijk) en in vier zones verdeeld.

< >