('be:də) v. (-en)
1. Eig. reis al biddende, naar een heilige plaats : een doen; ter gaan; in ergens heen gaan.
2. Metn. gezamenlijke bedevaartgangers.
Enc. Voornaamste Nederlandse bedevaarten :
1. Het H. Bloed te Alkmaar, te Brugge, te Hasselt, te Hoogstraten.
2. Het H. Sakrament te Hakendover; het H. Sakrament van Mirakel te Amsterdam en te Brussel.
3. O.-L.-Vrouw van Halle, van Maastricht (Sterre der Zee), van Oostakker (O.-L.-V. van Lourdes), van Roermond (O.-L.-V. in 't Zand), van Scherpenheuvel, van 's-Hertogenbos (Zoete Lieve Vrouwe).
4. De Martelaren van Gorkum te Brielle.
bedevaartganger (be:də) m. (-s). bedevaartgangster v. (-s). bedevaartkapel v. (-len). bedevaartkerk v. (-en).
bedevaartplaats v. (-en).
bedevaartsoord o. (-en).