(bə) vvgs. [bij]
I. van werkwoorden met de betekenis :
1. rondom : beschouwen, bezien.
2. voorzien van : bedijken, bebossen.
3. in een bepaalde toestand brengen ; bevuilen, bezwaren, bemoedigen. Tast. af-, mis-, ont-.
4. maakt onovergankelijke werkwoorden overgankelijk ; bearbeiden, bezorgen.
II. van andere woorden met de betekenis :
1. bij : „behendig" komt van „bij de hand".
2. voorzien van : bejaard.