('bandəlo:s) bn. en bw. (...lozer, -t)
1. ongetemperd: ...loze lof.
2. niet beperkt door een gevoel van eer, schaamte, bedachtzaamheid : geweld.
3. geen dwang lijdend : een ...loze knaap; het gemeen. Syn. breidelloos, onbandig, onbeteugeld, teugelloos, tomeloos. Tgst. → geregeld.