(as’perzjə) v. (-s) (Fr. < Lat. asparagus]
1. Eig. witte, bijna geheel onder de grond verborgen loot die als groente wordt gegeten, doch die later uitgroeit tot loof met rode bessen : -s steken.
2. Metn. de plant zelf (Asparagus officinalis).
Metf. Krijgsw. een der palen die als asperges uit de grond komen en dienen als hinderpaal tegen tanks.