A. [aflopen II 1]
I. Eig. het aflopen : de snelle – der beek.
II. Metn.
1. inrichting, pijp, buis om water te laten aflopen : de – is verstopt.
2. helling waarlangs iemand of iets afloopt: een steile –.
3. overgang van het kapiteel naar de schacht van een zuil. Tgst. aanloop.
B. [aflopen III 5] einde van een handeling: bij – van het eksamen; de gunstige – van een gevecht. Syn. besluit, einde, slot. Tgst. →: aanhef.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk