Wat is de betekenis van afloop?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afloop

afloop - Zelfstandignaamwoord 1. einde Gelukkig had het verhaal een goede afloop. 2. resultaat, uitkomst De gunstige afloop van de cursus leidde tot het behalen van het diploma. 3. ontknoping Vroeger was er altijd ee...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afloop

afloop - zelfstandig naamwoord uitspraak: af-loop 1. het ten einde lopen van een bepaalde periode ♢ na afloop van de feestelijkheden moest er opgeruimd worden 1. na afloop van [daarna] ...

2024-04-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

afloop

afloop - Concave golflijnen in zuilen, waar de schacht ontspringt uit het basement of uitloopt in het kapiteel. Ook uithollingen of scheppende holen onder de echinus van sommige vroeg-Dorische kapitelen.

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

afloop

wegvloeiing; einde, slot; skuinste; uitslag; verloop; afgeloop; na ondertoe vloei; deur loop verslyt (sool); afdrup (kers); swakker vloei; afhel; verstryk.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afloop

s., ôfrin; na —, efternei; (flauwe helling), ôfdracht, deldracht.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afloop

m., I. abstr., g. mv., de daad of handeling van aflopen in de meeste betekenissen; — 1. het water op de weg heeft geen voldoende afloop, zodat het er steeds modderig is, kan niet wegstromen; 2. de afloop van rivieren, beken, het afwaarts stromen; 3. het verlopen of ten einde lopen van een tijdruimte, het einde of laatste ged...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afloop

m. aflopen; l. het af- of weglopen van een vloeistof inz. van water: de snelle afloop der beken; 2. einde: na afloop der voorstelling; de afloop van iets afwachten; 3. uitkomst: de gunstige afloop v. e. gevecht, examen; 4. pijp of buis enz. waardoor de vloeistof wegloopt: de afloop is verstopt; de afloop v. e. goot, uitmonding.

2024-04-23
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Afloop

overgang v/h → kapiteel n/d schacht eener zuil; tegenover → aanloop.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afloop

('af) m. (aflopen; –je) A. [aflopen II 1] I. Eig. het aflopen : de snelle – der beek. II. Metn. 1. inrichting, pijp, buis om water te laten aflopen : de – is verstopt. 2. helling waarlangs iemand of iets afloopt: een steile –. 3. overgang van het kapiteel naar de schacht van een zuil. Tgst. aanloop. B. [aflopen III 5]...