Afloop
m., I. abstr., g. mv., de daad of handeling van aflopen in de meeste betekenissen; — 1. het water op de weg heeft geen voldoende afloop, zodat het er steeds modderig is, kan niet wegstromen; 2. de afloop van rivieren, beken, het afwaarts stromen; 3. het verlopen of ten einde lopen van een tijdruimte, het einde of laatste ged...