('af) (koelde af, afgekoeld)
I. (heeft)
1. koeler maken : dranken in ijs -.
2. in warmtegraad doen verminderen : de wind zal de hitte -.
3. doen verminderen : met zijn rede het ongeduld -.
II. (is)
1. koeler worden : de lucht is afgekoeld.
2. verminderen : die liefde is afgekoeld. Syn. bekoelen, koelen, opkoelen, verkoelen.
afkoeling v. (-en).
alkoelingsmachine v.(-s).