Wat is de betekenis van afkoelen?

...

afkoelen - Werkwoord 1. ergatief, (onpr) kouder worden ♢ Het water koelde langzaam af. 2. (ov) kouder doen worden ♢ Hij koelde de hete plaat af door er water op te gooien. 3. (figuurlijk) minder boos worden ♢ ...

afkoelen - regelmatig werkwoord uitspraak: af-koe-len 1. kouder worden ♢ het is buiten heerlijk afgekoeld na die bui 1. iemand laten afkoelen [hem laten uitrazen, tot bedaren laten komen]...

v., (bi)kuolje, ôfkuolje.

...

(koelde af, heeft en is afgekoeld), 1. koeler maken, minder heet of koud doen worden : gloeiend ijzer in de lesbak afkoelen ; water om de motor af te koelen; zich afkoelen, zich koelte aanbrengen (met een waaier, door wassing met koud water enz.); — de stoom afkoelen, verdichten, condenseren; — (fig.) tem....

koelde af, heeft (1), is (2) afgekoeld; 1. koel[er] maken: ijzer afkoelen; 2. koel[er] worden): het ijzer koelt af.

('af) (koelde af, afgekoeld) I. (heeft) 1. koeler maken : dranken in ijs -. 2. in warmtegraad doen verminderen : de wind zal de hitte -. 3. doen verminderen : met zijn rede het ongeduld -. II. (is) 1. koeler worden : de lucht is afgekoeld. 2. verminderen : die liefde is afgekoeld. Syn. bekoelen, koelen, opkoelen, verkoelen. afkoeling...

(Lat.: refrigerare; Fr.: refroidir; 'Eng.: to cool, to refrigerate; Duitsch: abkühlen), Afneming der hoeveelheid warmte; bij metaalbewerking wordt het afkoelingsverschijnsel verhaast of vertraagd naar den verlangden graad van hardheid; vochten koelen in alle doelen gelijkmatig af; vaste lichamen ongelijkmatig.