(‘a:n) (bracht aan; heeft aangebracht)
1. ergens heen brengen : boeken -. aarde. Syn. aandragen, aankruien, aanslepen, aanvaren, aanvoeren. Tgst. wegbrengen.
2. bij het huwelijk meebrengen : zij heeft haar man een mooi stuivertje aangebracht.
3. Mil. en Scheepst. aan het kantoor van aanneming brengen om dienst te nemen : vrijwilligers -.
4.plaatsen, bevestigen : vensters, sieraden -.
5. maken : veranderingen -.
6. bezorgen, veroorzaken : nut, voorspoed -. man.
7. melden : een tijding-.
8. bij de overheid bekendmaken : bij de schoolmeester, bij de politie iets-. Syn. aanbrieven, aandragen, aangeven, overbrengen, overbrieven, verklikken.
9. tot toetreding overhalen : leden -.