Joost Nijsen

Oprichter van Uitgeverij Podium

Gepubliceerd op 13-06-2017

Acquisitie

betekenis & definitie

Als we de uitgever nou eens vergelijken met een edelsmid, dan zijn het de schrijvers die hem het goud en de diamanten leveren. Zonder schrijvers zit de uitgever doelloos in zijn werkplaats. Met liefde en kunde bewerkt en verkoopt hij verhalen. Maar die verhalen liggen niet voor het oprapen. In de verwerving ervan, de acquisitie, realiseert de uitgever dan ook zijn bestaansrecht.

Een bekwame uitgever, daarbij door zijn redactie ondersteund, heeft boven alles een goede neus. Buitenstaanders denken misschien dat uitgevers die nieuwe talenten vooral aantreffen in de slush pile, de vaak wiebelende hoge stapel van ongevraagd toegezonden manuscripten. Dat is helaas niet zo. Talent is buitengewoon schaars, en bij die goddelijke ‘inspiratie’ moet zich bij een schrijver dan ook nog eens veel ‘transpiratie’ gevoegd hebben.

Over smaak kun je twisten, over talent en kwaliteit nauwelijks. Het museum voor ultramoderne kunst waarin de een gelukzalig rondloopt, wordt door de ander, liefhebber van romantische figuratieve kunst, gemeden als de pest. Maar de liefhebber van Picasso zal nooit ontkennen dat Rembrandt kon schilderen, en vice versa. En beide kunstliefhebbers zullen op een expositie van pretentieuze zondagsschilders hun hoofd vol afschuw afwenden. Zo is het ook bij literatuur en literaire non­fictie: een eigen smaak ontwikkelen is één; waar de ene uitgever dol is op vernieuwend experimenteel proza, raakt de andere alleen in vuur en vlam van klassieke romans. Maar beide uitgevers zullen, staand voor een stapel manuscripten, ongeveer dezelfde schifting maken tussen ‘publicabel’ en ‘retour afzender’.

De onlangs overleden, uitmuntende Zwitserse uitgever Daniel Keel van Diogenes zei het zo: ‘Ich teile alle Werke in zwei Sorten ein: solche, die mir gefallen, und solche, die mir nicht gefallen. Ein anderes Kriterium habe ich nicht.’

Vind je een boek goed, maar heb je er weinig affiniteit mee, dan kun je het terugsturen met een opgave van uitgeverijen die er mogelijk wel in geïnteresseerd zijn.

Om een manuscript te beoordelen hoef je het niet eens integraal te lezen. Als de redacteur ervaren is, kan ‘diagonaal’ lezen volstaan. Je kunt ook een ‘punctie’ nemen. In vakkringen noemt men dat wel de ‘kaasproef’, verwijzend naar de methode om de rijpheid van kaas te beoordelen door er een klein plukje uit te halen en dat te proeven. Een wijnkenner hoeft ook niet een hele fles leeg te drinken om te weten dat azijn lekkerder smaakt.

Hoewel de uitgever of zijn redacteur dus tamelijk snel heeft gezien of een manuscript talent verraadt, is acquisitie nog geen koud kunstje. Het punt is immers dat die slush pile maar zelden iets publicabels bevat (maar als het wonder zich aandient, moet je snel schieten). De talentenjager in boekenland beweegt zich dan ook op heel andere jachtgebieden. Anders gezegd: de uitgever filtert niet alleen, maar gooit ook lijntjes uit. Dat betreft de jacht op nieuw talent, maar evengoed de verdere ontwikkeling van reeds gepubliceerde auteurs.

In het lemma Reading & research beschrijf ik hoe je dag en nacht je ogen en oren open moet hebben, en uiteraard tot in de verste uithoeken gebruik moet maken van je netwerk (→ redactie), dat groot en wijdvertakt moet zijn. Vroeger noemden ze dat ‘Vitamine R’, met de R van Relatie. Of je er een leuk mens van wordt is aan anderen om te beoordelen. Feit is wel dat een uitgever (of acquirerend redacteur) die teruggetrokken leeft, als een mol in de grond of schuw in de schaduw, weinig perspectief heeft.

‘Fijn werk heb je, zeg,’ hoor ik vaak, ‘al die leuke literaire feestjes en festivals waar je heen kunt!’ Ik vertoef daar liever dan in de afwaskeuken, maar het is wel wérk. Een jager die drie uur roerloos in de bosjes ligt te wachten op een prooi, zegt ook niet: ‘Wat een leuk werk, gewoon lekker liggen!’

Er zijn nog andere manieren om aan boeken te komen. Uitgevers lopen altijd met ideeën rond en zoeken er de ideale auteur (of het ideale auteursteam) bij. Relatief makkelijk is het kopen van bestaande boeken, door je toe te leggen op vertalingen van buitenlandse boeken. Die vind je door agenten, buitenlandse uitgevers en scouts te spreken, onder meer op de internationale beurzen, maar ook tussendoor, via e­mail en telefoon of door met ze af te spreken. Is acquisitie van buitenlandse rechten inhoudelijk het eenvoudigst (anderen hebben het talent al voor je gevonden en gereedgemaakt voor publicatie), de economische kant ervan is het lastigst. Met de inkoop van vertaalrechten zijn soms grote sommen geld gemoeid (naast voorschotten zijn er ook de vertaalkosten). Desondanks geven veel uitgeverijen een groot aantal vertalingen uit, waardoor een chronisch overaanbod dreigt. Dat een roman door The New York Times is uitgeroepen tot ‘indrukwekkend, meeslepend epos’, is allang geen garantie meer voor succes in Nederland. Daarbij voegen zich andere complicerende factoren, zoals de hoge kosten om een auteur naar Nederland te halen (duimend dat je voldoende pers weet te organiseren), en bij Angelsaksische literatuur het fenomeen dat juist de fanatieke lezers meestal hoogopgeleid zijn en goed in staat zo’n werk in de oorspronkelijke taal te lezen.

Boeken in eigen land ‘kopen’ is ook een mogelijkheid, met name sinds de opkomst van agenten, die soms interessante schrijvers in de aanbieding hebben. Het gevaar bestaat wel dat er een biedingssituatie ontstaat die de initiële kosten van zo’n manuscript te hoog opjaagt.

Ook bestaat er de mogelijkheid je fonds te versterken door auteurs die elders al gepubliceerd werden, te verleiden naar jouw uitgeverij over te stappen. Op zich staat die techniek haaks op de gentleman’s occupation van het uitgeverschap. In Nederland kwam die transferhandel pas laat op gang — tot ergens in de jaren tachtig bleven auteurs in principe levenslang bij hun uitgever. Uitgevers gingen er prat op ‘auteurs uit te geven’ in plaats van afzonderlijke boeken. Uitgevers als Mai Spijkers en Robbert Ammerlaan verlieten die traditie, en zwaaiden hun deuren wijd open voor schrijvers die om welke reden dan ook rijp waren voor een nieuw uitgeefhuis. Met de komst van agenten en individuele zaakwaarnemers van bestsellerauteurs is dat landschap nog beweeglijker geworden.

Soms is de relatie tussen een auteur en een uitgeverij op een dood punt beland; dan is verandering voor alle partij- en alleen maar verfrissend. In zo’n geval is het wel zo handig als de transferrijpe schrijver weet dat je van zijn werk houdt. Ik heb regelmatig betreurd dat ik, uit kiesheid en uit angst me aan iemand op te dringen, niet harder heb aangeklopt bij zo’n weifelende auteur... Wanneer ik hem dan later vroeg waarom hij niet naar mij toe gekomen was, kreeg ik nogal eens als reactie: ‘O? Ik wist niet dat je geïnteresseerd zou zijn. Had even gebeld!’

Dat neemt niet weg dat een langdurige relatie zowel voor de uitgever als voor de auteur het beste is; het biedt op alle fronten vele voordelen, vanwege de mogelijkheid tot vruchtbare consequentie in redactie, auteursprofilering en exploitatie. (→ relatie auteur-uitgever; voor een specifieke wegkaaptechniek: → reeksen)

Tot slot een heel oude, beproefde acquisitietechniek, voor wie per se een uitgeverij wil beginnen maar netwerk noch reputatie bezit. Ga na welke van je favoriete boeken geschreven werden door auteurs die al langer dan zeventig jaar dood zijn en daarmee in het zogenaamde ‘publieke domein’ terechtkwamen. Doodeenvoudig: je hoeft nooit een auteur te bellen, geen redactie te voeren, en geen contracten te sluiten. En dan maar hopen dat de lezers van die boeken niet ook al langer dan zeventig jaar dood zijn.