Vergeving van zonden is volgens het vroege jodendom alleen mogelijk als er ook boete wordt gedaan of oprecht berouw wordt getoond. Na de verwoesting van de tempel in 70 n.
C. werd vergeving door boetedoening het belangrijkste substituut van de cultische verzoening door offers. Het concept van Gods genade speelt hierin een centrale rol. Ook in het vroege christendom is vergeving van zonden een essentieel thema. Zie ook Jom Kipoer.